Ik raad daarom altijd aan om op regelmatige afstanden een steekmarkeerder tussen de steken op je naald te hangen. Bijvoorbeeld elke 20 of 25 steken. Wanneer je eenmaal hebt vastgesteld dat je markeerder op de juiste plaats hangt, hoef je dat stukje de volgende keer niet meer te tellen. Moet je bijvoorbeeld 134 steken opzetten, dan kun je na 20, 40, 60, 80, 100 en 120 steken een steekmarkeerder plaatsen. Je weet dan dat je zes groepjes van 20 moet hebben en daarna nog een groepje van 14. Dat geeft veel meer rust en minder kans op fouten.

Steekmarkeerders zijn er in allerlei vormen. Hier zie je een aantal voorbeelden. Overal te koop, zowel op het web als in stenen wolwinkels en handwerkzaken, op de markt bij de wolkraam, noem maar op.

maar om een steek. Omdat je ze open kunt maken kun je ze altijd weer verwijderen.
De markeerders hier links onderaan zijn van metaal en sluiten ook mooi aan.
Maar je kunt natuurlijk ook een duik in je bureaula nemen: gewone paperclips doen het ook prima!
Goed, mijn deelnemers gaan deze week lekker zelf verder met het breien van de boord. Maar ook daar zit weer een addertje onder het gras.
Volgens de patroonaanwijzingen moet er op drie cm hoogte een knoopsgat worden gebreid in de rechter knoopbies. Ik had dus zelf wel even een paar minuutjes proberen en goed nadenken nodig om zeker te weten wat in mijn breiwerk de rechter knoopbies ging worden. Omdat we van boven naar beneden breien hangt ons werk ondersteboven aan de naalden, en zit de rechter knoopbies dus precies aan de kant waar je hem niet verwacht.
![]() |
Knoopsgat in rechter knoopbies |
O ja, en ook niet vergeten dat je het breien van de boord doet met de dunnere naalden van de twee die je klaar had liggen!!
![]() |
Klaar voor de volgende les! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten