woensdag 15 juni 2016

PANNENLAP 2

In mijn vorige bijdrage heb ik hier een min of meer klassiek haakwerkje gepresenteerd: de pannenlap van Oma Lena. In dat verhaaltje heb ik de basistechniek van het haken beschreven.
Wie dat al kende, of wie in de tussentijd goed heeft geoefend in het haken van lossenkettingen, is nu wel toe aan de volgende stap.
We vervolgen met het haken van steken IN de steken die je al gemaakt hebt. Tenslotte is het de bedoeling dat we hier een soort van lapje gaan produceren, en met alleen maar lossenkettingen gaat dat zeker niet lukken.
Voor het haken IN de steken die we al gemaakt hebben, zijn er twee basissteken voorhanden: VASTEN en STOKJES. Voorlopig beperken we ons tot de vaste.

VASTEN HAKEN
Een vaste is een steek die "groeit" uit een steek die je al gemaakt had; voor het gemak noem ik die al bestaande steek "de eerste toer". We gaan namelijk beweging laagjes bouwen boven op de eerste toer. Het is een beetje te vergelijken met de techniek van een heel modern apparaat: de 3D printer. Die bouwt ook telkens een nieuw laagje op de eerste basis.

Voor het haken van een vaste in een onderliggende steek moeten we eerst insteken in die steek. In een lossenketting gaat dat het beste door midden in het V-tje van die steek in te steken zodat het achterste pootje van dat V-tje op je haaknaald komt. (1)
Vervolgens haal je met de haak je werkdraad op, en trekt die door het lusje. Je hebt nu 2 steekjes op je haaknaald staan.  (2)
Sla nu nogmaals je werkdraad om de naald, en trek deze door alle twee de steken die op je naald staan. (3) Je eindigt dus weer met 1 lusje op je haaknaald, en je hebt nu een steek gemaakt die vanuit je lossenketting naar boven "groeit".