maandag 30 december 2019

Arendal: het opnemen van de mouwen

En .... heb je je vest al aangepast? Tevreden over het resultaat tot nu toe?
Ik begon zelf al behoorlijk blij te worden van deze pasbeurt. Maar nu de mouwen nog.

Om te beginnen: het patroon schrijft voor om hier te gaan werken met een kortere rondbreinaald (omdat de omvang van de mouw nu eenmaal geen 80 cm wordt). Ook hier denk ik weer anders over. Die korte rondbreinaalden werken juist door het kortere koord erg ongemakkelijk, je hebt minder bewegingsvrijheid in je breinaaldjes. Ik doe dus gewoon de 80 cm rondbreinaald, en gebruik de Magic Loop methode, die er op neerkomt dat je een stuk kabellengte als een lus tussen je breiwerk uit trekt; je hebt dan minder kabellengte maar wel de speelruimte in je breibewegingen.
Ik kan niet geloven dat ik hier nog nooit iets over Magic Loop heb geschreven, ik kan het in ieder geval niet vinden.
Op dit moment kan ik je het makkelijkst verwijzen naar: https://www.garnstudio.com/video.php?id=120&lang=nl
Op dit filmpje kun je precies zien hoe het werkt met die lussen. Het lijkt eigenlijk wel een beetje op breien met 4 of 5 naalden zonder knop, alleen ze zitten aan elkaar en je hebt er maar twee omdat de kabel zo flexibel is.

Volgens het patroon neem je alle steken op die je in een eerder stadium op een draad hebt geregen. En onder de oksel moeten er 8 of 10 nieuwe steken worden opgezet, dat verschilt per maat.
Zelf vond ik het het handigst om eerst de helft van die nieuwe steken op te zetten (met de lusjesmethode), dan alles op te nemen wat op de draad stond (neem ook de steekmarkeerders mee) en af te sluiten met de andere helft van de nieuwe steken. Je komt dan precies uit op de mouwnaad.

Onze rondes beginnen voortaan in het midden tussen de nieuwe steken; zorg ervoor dat je dus telkens daar je ene lus trekt. Een steekmarkeerder helpt hier niet echt, die ga je gegarandeerd kwijtraken. De andere lus trek je ergens op het midden van de mouw, waar je het prettig vindt. Met de juiste techniek zie je daar niets van, en als je je zorgen maakt dat het toch zichtbaar wordt kun je ook nog een beetje variëren door aan die kant de lus steeds op een andere plaats te trekken.

En dan nog wat: de eerste en laatste 6 steken die je voor je mouw op de draad had staan, vormen het smalle kabeltje met de aanliggende averechte steken. Volgens het patroon brei je de mouw in tricotsteek, maar ik vind het nogal onlogisch om hier opeens te stoppen met die kabel. Het mooiste lijkt mij om de schuine lijn van de raglan nog even door te laten lopen en deze kabel weg te minderen in de mouwnaad, precies zoals met de grote kabels gebeurd is in de zijnaden. Omdat je nu rond breit moet je even opnieuw oriënteren. De meerderingen en minderingen hiervoor gebeuren steeds in de oneven rondes. De steken die je op de draad had staan waren een heengaande (oneven) naald. De eerste ronde die je nu gaat breien is dus een even naald, en daarin hoeft niets bijzonders te gebeuren. De ronde daarna wordt weer een even naald, hierin moet je dus beginnen met een mindering langs de mouwnaad (zie de aanwijzingen voor de zijnaad), meerderingen maken aan weerskanten van het tricot mouwpaneel zoals je de hele tijd hebt gedaan (gebruik de steekmarkeerders die je daar al had) en op het eind van de ronde weer een mindering maken vlak voor de mouwnaad. Of je wel of niet moet kabelen hangt ervan af hoever je was in het patroon van A1. De volgende ronde is weer een even naald waarin niets bijzonders hoeft te gebeuren.

Goed, je gaat dus hoe dan ook om de andere naald minderen aan weerskanten van de mouwnaad om je kabel te laten verdwijnen in die naad. Daarnaast moet je voor een mouw ook nog regelmatig steken minderen zoals in het patroon beschreven staat. Dat is dus extra. Het handigst is om deze minderingen voorlopig te plannen in de EVEN rondes, zodat het een beetje gelijkmatig verdeeld wordt.


vrijdag 20 december 2019

Arendal: meerderen voor de onderboord

Nadat alle toestanden van het wegminderen van de kabelpanelen achter de rug zijn, kun je tamelijk onbezorgd verder breien tot je voldoende lengte voor het vest hebt.
Je kunt natuurlijk gewoon de aanwijzingen van het patroon volgen. Maar in mijn ervaring loont het beslist de moeite om ook voor deze fase er ter vergelijking een kledingstuk bij te pakken dat je al draagt en waar je tevreden over bent.
Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen wat voor silhouet je wilt. Het patroon schrijft voor dat je nog een aantal keren steken moet meerderen langs de zijnaad. Je krijgt dan een zogenaamde A-lijn, een vest dat naar onder toe wat breder uitloopt, en dus ook beslist niet zal aansluiten op de heup. Er zijn andere opties, bijvoorbeeld een rechthoekig silhouet (vanaf de oksel recht naar beneden) of zelfs een getailleerd silhouet. Voor deze opties maak je geen steken bij, of (voor het getailleerde profiel) doe je eerst een paar keer een mindering, en beneden de taille maak je deze steken weer bij. Voor details over deze opties kun je het best eens kijken bij patronen van vesten of truien met die eigenschappen.
Ook voor de lengte is het verstandig even op je eigen garderobe af te gaan. Persoonlijk vind ik dit patroon een beetje kort, ik heb dus wat verder doorgebreid tot ik aan de boord begon. Ik vind het zelf wel fijn als mijn vest tot op de heup valt.

Maar dan ... moet je opeens een flink aantal steken meerderen voordat je met de boordsteek begint. Waarom is dat?
Normaal gesproken werkt een boord als een elastiekje: door de boordsteek trekt het breiwerk een beetje in elkaar zodat het om de heup wat strakker wordt. Omdat de boord ook met een dunnere naald wordt gebreid wordt dit effect extra versterkt. Je krijgt een soort bloezend effect. Kennelijk willen de ontwerpers van dit vest dat de boord los af komt te hangen op dezelfde breedte als het tricotgedeelte er boven. Omdat je wel het weefsel wilt maar niet de samentrekkende werking, moet je meer steken gebruiken voor dit gedeelte van het patroon.
Omgerekend komt het ongeveer neer op 21 % extra steken. Bovendien moet het totale aantal steken ook nog eens deelbaar zijn door 4, zodat de boordsteek goed uitkomt tussen de twee knopenbiezen.
Hier komt dus flink wat rekenwerk aan te pas.
Om een voorbeeld te geven: In mijn geval moet ik meerderen van 234 steken naar 284: er komen 50 steken bij. Hoe ga ik dat verdelen?
Om te beginnen: op de knopenbiezen komen geen meerderingen. De eerste meerdering komt direct na de eerste knopenbies, de laatste direct voor de laatste knopenbies. Na die eerste meerdering moet ik dus nog 49 meerderingen verdelen over 224 steken.
Ik laat liever niets aan het toeval over, dus ga ik uitrekenen om de hoeveel steken ik moet gaan meerderen: 224 gedeeld door 49 = 4,5714.... en nog veel cijfers achter de komma. Dus grofweg elke vierenhalve steek. Maar dat kan natuurlijk niet. Bovendien kom ik dan ook niet uit want er zit nog meer achter die komma...
Als ik 49 groepjes van 4 maak, heb ik 196 steken gebreid. Dat is 28 minder dan het aantal steken dat ik moet hebben. Die 28 moet ik dus verdelen over de groepjes van 4 door daar groepjes van 5 van te maken.
28 groepjes van 5 dus, en 21 groepjes van 4.
Ok. Maar hoe ga ik die nu weer verdelen. Ha! 21 en 28 verhouden zich tot elkaar als 3 tot 4. Voor elke 3 groepjes van 4 moet ik dus 4 groepjes van 5 maken.
Dus: *5,4,5,4,5,4,5*  en dat steeds herhalen.

Op dezelfde manier kun je uitrekenen hoe het uitpakt voor de andere maten.
O ja, zo zie je maar weer dat je echt goed rekenkundig inzicht moet hebben om een goed passend werkstuk te breien!!!



vrijdag 13 december 2019

Arendal: de oksel en wat daarna komt!

Na een paar sessies geduldig breien en kabelen heb je het punt bereikt dat je voldoende steken hebt gemeerderd, en dat de hoogte van je werkstuk het juiste aantal centimeters heeft bereikt. In de meeste gevallen zal dat ongeveer op hetzelfde moment zijn.
Nu is het tijd om verder te gaan met het rugpand en de voorpanden. De steken van de mouwen moeten er dus even tussenuit, die moeten wachten tot zij aan de beurt zijn om verder gebreid te worden.
Ook moet er een beetje extra ruimte worden gecreëerd om het tot een echte mouwinzet te maken. In de eerstvolgende naald vinden deze twee acties tegelijkertijd plaats. Het kabelmotief brei je nog steeds verder, wat met die kabel gebeurt gaat later blijken.

In het patroon wordt aangegeven welke steken voor de mouwen apart gezet moeten worden. In de praktijk is dat voor alle maten vanaf de eerste steek na de dubbele kabel in het kabelmotief. Dus vanaf die steek rijg je met je borduurnaald een aantal steken op een hulpdraad, tot je aan je andere kant van de mouw, op symmetrisch hetzelfde punt, bent aangeland. Knoop de hulpdraad losjes dicht, dan kan er met die steken niets meer gebeuren.
Omdat er op deze plek tussen het voorpand en het achterpand nog wat extra ruimte moet komen, moet je nu een aantal steken erbij opzetten om deze ruimte te overbruggen. Je zit midden in je werkstuk, en moet dus gebruik maken van een opzetmethode waar je maar 1 draad voor nodig hebt.

Eigenlijk kun je nu kiezen uit twee:
- de meest eenvoudige is de lusjes-methode:

- de ketting opzet: 

(hiervoor moet je eerst even de naald met zojuist gebreide steken in je linkerhand nemen): 
insteken in de laatst gebreide steek, omslaan, doorhalen, NIET AF LATEN GLIJDEN maar de nieuwe steek direct overzetten op de linker breinaald, en de stappen herhalen tot je het benodigde aantal steken erbij hebt gemaakt.

De tweede opzet geeft een iets steviger basis, het wordt minder flodderig. Of flodderig erg is hangt af van het werkstuk en van de plek in het werkstuk. Hier onder de oksel vind ik het niet zoveel uitmaken. 

Nadat je de steken voor de oksel hebt bijgemaakt brei je verder in patroon tot de volgende plek waar je mouwsteken apart moet zetten. Dat gaat op precies dezelfde manier. 
In het midden van de bijgemaakte steken zet je telkens een steekmarkeerder. Deze steekmarkeerder geeft je zijnaad aan. Deze zijnaad is belangrijk in het gedeelte wat nu volgt. 

We gaan namelijk de schuine lijn van het kabelpaneel voortzetten tot hij geheel in de zijnaad is verdwenen. Daarvoor hebben we enerzijds nog steeds dezelfde meerderingen aan weerskanten van het kabelpaneel die we de hele tijd al hebben gehad; aan de kant van de zijnaad moeten er nu steeds steken verdwijnen, want voorlopig moeten we recht naar beneden, en dus het zelfde aantal steken houden als waar we dit gedeelte mee gestart zijn. 
Het is natuurlijk het mooiste als ook dit weer symmetrisch gebeurt. Dus minder je VOOR de zijnaad door twee steken samen te breien, en NA de zijnaad door een overhaling te maken. 

Dan staat er in het patroon ook nog een ingewikkelde aanwijzing over het wegminderen van de brede kabel. Misschien helpt het om te beseffen dat deze kabel met zijn 6 steken eigenlijk de plaats inneemt van 3 steken. Helemaal aan het begin van het kabelpaneel hadden wij op die plekken ook steeds 3 steken per kabel gemeerderd, (waar de tekst zegt: 7 steken worden 13 steken). Voordat je die kabels begint "op te eten" moet je er dus voor zorgen dat ze hun oorspronkelijke breedte weer terugkrijgen. Dat doe je door (in de heengaande naald VOORDAT je kabelsteken moet gaan minderen) de steken van de kabel die aan de beurt is, 2 aan 2 samen te breit. Zo worden de 6 steken er weer 3, en kun je in de volgende heengaande naald ook deze drie steken laten wegvallen in de zijnaad.
Let op dat dit alleen hoeft met de kabels die 6 steken breed zijn. De smallere kabels van 2 steken minder je gewoon weg zoals je ze aantreft.

Uiteindelijk kom je op het punt dat er aan weerskanten van de zijnaad-markeerder nog maar 1 steek zit tot de markeerder van het kabelpaneel.

Dit is het moment dat je alleen nog maar tricotsteken hoeft te breien, en je verder kunt gaan met de volgende fase van het patroon.

vrijdag 6 december 2019

Arendal: het breien van de raglan met kabelpanelen

Tja wat zal ik hier eens over zeggen. Drie kwesties zijn hierbij van belang: BREISCHEMA, KABELEN en MEERDEREN.

Maar allereerst heeft het woord RAGLAN misschien wat toelichting nodig. Een raglan mouwinzet betekent zoveel als een naad die in een rechte lijn loopt, schuin vanaf de oksel tot in de nek. Een raglan mouw houdt dus ook niet op bij de schouder maar loopt door tot de halsboord. 
De Gele Trui van de Tour de France is een mooi voorbeeld!

Dit is ook de reden waarom we onze steken hebben verdeeld in  twee gedeeltes VOORPAND, twee gedeeltes MOUW, en een gedeelte RUGPAND. De overgang tussen de panden wordt steeds gevormd door het kabelpaneel. Totaal vier kabelpanelen dus. Naar onderen toe moeten de panden steeds breder worden totdat er, ter hoogte van de oksels, genoeg borstwijdte is ontstaan.
Dit gebeurt door in elke heengaande naald steeds VOOR EN NA elk kabelpaneel een steek te meerderen. Per meerdernaald komen er dus telkens 8 steken bij. 
Het patroon schrijft voor om deze meerdering te maken door in de heengaande naald een omslag te maken, en deze omslag in de teruggaande (averechte) naald gedraaid averecht te breien. Over gedraaid averecht had ik in mijn vorige post al niets leuks te zeggen. Daar komt bij dat ik deze manier van meerderen niet de allermooiste vind. Het kan zijn dat je het gaatje dat op deze manier toch ontstaat wilt gebruiken als sier-element, maar dat vind ik hier in de raglan naast die mooie kabel absoluut niet nodig. Ik kies dus liever voor een andere, minder zichtbare manier van meerderen. 
Ik vind voor dit project de mooiste manier om te meerderen: het tussendraadje tussen twee steken opnemen en dat gedraaid breien. 

Neem het tussendraadje op
Brei recht in het achterste pootje












En dan nu het Breischema, oftewel de Teltekening. Een breischema is een grafische weergave van de kunstjes die je met de steken uit moet halen. In ons breischema komen symbolen voor voor rechte en averechte steken, en voor het draaien van de kabels. 
Aan het breischema had ik al eens eerder een post gewijd: hier !

Het belangrijkste wat je moet weten van een breischema is dat je het -precies tegengesteld aan het lezen van geschreven tekst- moet lezen van onder naar boven en van rechts naar links
Dat klinkt raar maar is eigenlijk heel begrijpelijk. Wanneer je je naaldje breit begin je ook met de steek die het meest rechts op je naald staat, en de eerste naald die je breit is komt ook onderaan je werkstuk. De teltekening is dus een weergave van hoe je werk er uit komt te zien aan de goede kant en in de richting waarop het voor je neus aan de naald komt te hangen.
Een leeg vakje = recht breien aan de goede kant, averecht aan de verkeerde kant
Een vakje met een kruisje: averecht aan de goede kant, recht aan de verkeerde kant.

Dit klinkt ingewikkeld, totdat je je realiseert dat het breischema weergeeft hoe het er aan de GOEDE kant uitziet. Brei je heen en weer, dan moet je op de teruggaande toeren iets anders doen om aan de goede kant hetzelfde effect te bereiken. 

De symbolen met de zwarte driehoeken over twee steken geven een smalle kabel aan: aan de schuine zijde van de zwarte driehoek kun je de richting aflezen. 
Bij het driehoekje met de hoogste punt rechts moet je linker steek schuin naar rechtsboven wijzen: plaats 1 steek op een kabelnaald achter het werk, 1 recht, 1 recht van de kabelnaald
Bij het driehoekje met de hoogste punt links is het precies andersom: plaats 1 steek op een kabelnaald voor het werk, 1 recht, 1 recht van de kabelnaald

Tenslotte hebben we ook nog een diagonale lijn over 6 steken. Dat zijn de kabels van 6 steken breed (waarvoor we in het vorige gedeelte die meerderingen hadden gemaakt). Ook hier zie je aan de richting van de diagonaal de richting die de bovenliggende steken moeten krijgen.
Hieronder zie je hoe een kabel naar links wordt gemaakt: 


Voor het breien van een kabel naar rechts houd je de kabelnaald met steken ACHTER het werk. Voila!
Zo, hebben we meteen de kwestie van het kabelen afgehandeld. 

Het patroon schrijft voor hoe vaak je moet meerderen, en welke hoogte je werkstuk moet hebben om aan de acties voor de oksel te beginnen. Wanneer je stekenverhouding aardig overeenkomt met die uit het patroon zullen die momenten min of meer gelijk vallen. Alleen als jouw werk afwijkt zul je misschien nog een aantal naaldjes zonder meerderingen moeten breien om de juiste hoogte te bereiken. Is het andersom (heb je de hoogte al zonder het benodigde aantal meerderingen) dan moet je je even beraden. Als je doorgaat met meerderen tot het juiste aantal steken komt je mouw (veel) te laag te hangen, en als je nu stopt met meerderen en meteen aan de oksel begint is je trui/vest waarschijnlijk te krap. 

Nog benieuwd hoe mijn project er uit zag na deze stappen? 
Even vergelijken met een bestaande trui!