Nu is het tijd om verder te gaan met het rugpand en de voorpanden. De steken van de mouwen moeten er dus even tussenuit, die moeten wachten tot zij aan de beurt zijn om verder gebreid te worden.
Ook moet er een beetje extra ruimte worden gecreëerd om het tot een echte mouwinzet te maken. In de eerstvolgende naald vinden deze twee acties tegelijkertijd plaats. Het kabelmotief brei je nog steeds verder, wat met die kabel gebeurt gaat later blijken.
In het patroon wordt aangegeven welke steken voor de mouwen apart gezet moeten worden. In de praktijk is dat voor alle maten vanaf de eerste steek na de dubbele kabel in het kabelmotief. Dus vanaf die steek rijg je met je borduurnaald een aantal steken op een hulpdraad, tot je aan je andere kant van de mouw, op symmetrisch hetzelfde punt, bent aangeland. Knoop de hulpdraad losjes dicht, dan kan er met die steken niets meer gebeuren.
Omdat er op deze plek tussen het voorpand en het achterpand nog wat extra ruimte moet komen, moet je nu een aantal steken erbij opzetten om deze ruimte te overbruggen. Je zit midden in je werkstuk, en moet dus gebruik maken van een opzetmethode waar je maar 1 draad voor nodig hebt.
Eigenlijk kun je nu kiezen uit twee:
- de meest eenvoudige is de lusjes-methode:
- de ketting opzet:
(hiervoor moet je eerst even de naald met zojuist gebreide steken in je linkerhand nemen):
insteken in de laatst gebreide steek, omslaan, doorhalen, NIET AF LATEN GLIJDEN maar de nieuwe steek direct overzetten op de linker breinaald, en de stappen herhalen tot je het benodigde aantal steken erbij hebt gemaakt.
De tweede opzet geeft een iets steviger basis, het wordt minder flodderig. Of flodderig erg is hangt af van het werkstuk en van de plek in het werkstuk. Hier onder de oksel vind ik het niet zoveel uitmaken.
Nadat je de steken voor de oksel hebt bijgemaakt brei je verder in patroon tot de volgende plek waar je mouwsteken apart moet zetten. Dat gaat op precies dezelfde manier.
In het midden van de bijgemaakte steken zet je telkens een steekmarkeerder. Deze steekmarkeerder geeft je zijnaad aan. Deze zijnaad is belangrijk in het gedeelte wat nu volgt.
We gaan namelijk de schuine lijn van het kabelpaneel voortzetten tot hij geheel in de zijnaad is verdwenen. Daarvoor hebben we enerzijds nog steeds dezelfde meerderingen aan weerskanten van het kabelpaneel die we de hele tijd al hebben gehad; aan de kant van de zijnaad moeten er nu steeds steken verdwijnen, want voorlopig moeten we recht naar beneden, en dus het zelfde aantal steken houden als waar we dit gedeelte mee gestart zijn.
Het is natuurlijk het mooiste als ook dit weer symmetrisch gebeurt. Dus minder je VOOR de zijnaad door twee steken samen te breien, en NA de zijnaad door een overhaling te maken.
Dan staat er in het patroon ook nog een ingewikkelde aanwijzing over het wegminderen van de brede kabel. Misschien helpt het om te beseffen dat deze kabel met zijn 6 steken eigenlijk de plaats inneemt van 3 steken. Helemaal aan het begin van het kabelpaneel hadden wij op die plekken ook steeds 3 steken per kabel gemeerderd, (waar de tekst zegt: 7 steken worden 13 steken). Voordat je die kabels begint "op te eten" moet je er dus voor zorgen dat ze hun oorspronkelijke breedte weer terugkrijgen. Dat doe je door (in de heengaande naald VOORDAT je kabelsteken moet gaan minderen) de steken van de kabel die aan de beurt is, 2 aan 2 samen te breit. Zo worden de 6 steken er weer 3, en kun je in de volgende heengaande naald ook deze drie steken laten wegvallen in de zijnaad.
Let op dat dit alleen hoeft met de kabels die 6 steken breed zijn. De smallere kabels van 2 steken minder je gewoon weg zoals je ze aantreft.
Uiteindelijk kom je op het punt dat er aan weerskanten van de zijnaad-markeerder nog maar 1 steek zit tot de markeerder van het kabelpaneel.
Dit is het moment dat je alleen nog maar tricotsteken hoeft te breien, en je verder kunt gaan met de volgende fase van het patroon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten