vrijdag 13 juni 2014

DE BREILAP VAN OMA LENA 11

Dit begint al een beetje meer op echt ajour te lijken. We maken kleine waaiertjes met daartussenin een scheidslijn in de vorm van een kolom averechte steken. In mijn breibijbel staat dit beschreven als de Kleine Waaiersteek.



Eén ding valt direct al op: in dit motief zitten er geen minderingen direct naast de omslagen. Toch wordt het werk niet breder, dus ze moeten ergens anders zitten.
Elk waaiertje heeft vier gaatjes, er moeten per herhaling van het motief dus ook 4 steken geminderd worden. Er zijn maar twee plekken waar je een mindering kunt plaatsen, namelijk aan weerskanten van het gaatjesmotief, als tussenstop voor de kolom averecht. De vier extra steken per motief worden in twee etappes weggewerkt, 2 in de naald waarin de omslagen worden gemaakt, en 2 in de volgende heengaande naald.

Als je goed kijkt kun je zien dat er voortdurend steken verdwijnen
onder de verticale kolom van rechte steken

De kwestie die altijd terugkomt: hoe gaan we deze motieven mooi centreren op onze naald van 30 steken?
Dan moeten we eerst weer weten hoeveel steken we per herhaling nodig hebben: het waaiermotief is 7 steken breed, de kolommen zijn 2 steken breed; 3 herhalingen geeft dus 27 steken. Er komen er nog 2 bij omdat je altijd ook aan de andere kant van het laatste motief nog een kolom moet doen.
In mijn boek staat daarom dat het benodigde stekenaantal is: (een veelvoud van 9)+2.
Heb je vroeger op school ook van die rekensommen moeten maken als: een boer heeft een weiland van 100 meter breed. Hij maakt een hek en slaat elke 10 meter een paal. Hoeveel palen heeft hij nodig? Juist, 1 meer dan je denkt want aan het eind moet ook nog een paal.
Wij komen dus uit op een totaal van 29 steken terwijl we er 30 op de naald hebben staan.
Hoe heeft Oma Lena dit opgelost? Volgens mij heeft ze aan het eind van de eerste heengaande naald een steekje weggesmokkeld.

Werkwijze:
Nld 1: Kantsteek, *1 averecht, overhaling, (omslag,1 r)x3, overhaling, 2 r samenbreien, 1 averecht* herhaal het gedeelte van * tot * nog 2 keer, brei de resterende 2 steken averecht samen.
Nld 2 : kantsteek, 1 r, *9 averecht, 2 r*; herhaal van * tot * tot het eind van de naald.
Nld 3:  Kantsteek, 1 av, *overhaling, 5 r, 2 r samenbreien, 2 av*; herhaal van * tot * tot het eind van de naald
Nld 4: Kantsteek, 1 r, *7 av, 2 r* ; herhaal van * tot * tot het eind van de naald.

Begin hierna weer met naald 1 en onthoud dat je nu niet dat extra minderingetje op het eind hoeft te doen. Je stekenaantal klopt inmiddels.

Ben je gewend om zorgvuldig na elke naald je steken te tellen? Dan krijg je bij dit motief een verrassing.
In naald 1 worden er 3x4=12 steken bijgemaakt, en worden er maar 3x2 weggeminderd. Aan het eind van naald 1 staan er dus 6 steken meer=35 steken op je naald. DIT KLOPT! in Naald 2 brei je dus 35 steken, in naald 3 verdwijnen er weer 3x2, en ben je dus voor naald 4 weer terug op het oorspronkelijke aantal van 29 voor dit motief.

In mijn boek staat hij trouwens een beetje anders, en dat geeft meteen een heel ander effect, kijk maar:


Dat komt omdat de weggeminderde steken hier OVER de buitenste steek heenvallen in plaats van eronder. En dat komt weer omdat de plaatsen van de overhaling en van het samenbreien hier omgewisseld zijn. Kwestie van smaak. 

Veel plezier met breien. En vergeet niet het buffertje van 4 naalden averechte tricotsteek!!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten