zondag 1 mei 2016

UIT DE OUDE DOOS

Herinneren jullie je Oma Lena nog?
Ik heb hier een flink aantal afleveringen gewijd aan haar oefenwerkstuk van school. Volgens historische bronnen moet ze toen (eind 19de eeuw!) een jaar of 7, 8 geweest zijn. En toen al zulke motieven waar volwassen breisters vandaag de dag behoorlijk over moeten nadenken!!
De breilap (of breirol, zoals het officieel schijnt te heten) heeft jarenlang dienst gedaan als stekencatalogus voor alle breisels die zij de rest van haar leven heeft gemaakt voor kinderen, kleinkinderen en wie weet voor wie nog meer.

Nu wil het geval dat de kleindochter van Lena, die mij de breilap heeft toevertrouwd, ook nog twee andere werkstukken in bezit had die nu bij mij zijn.  Een pannenlap en een babyjasje. 
Het lijkt me leuk om daar ook eens wat aandacht aan te besteden. 

Omdat het hier een GEHAAKTE pannenlap betreft, diep ik eerst maar eens de basistechniek van het haken uit.
Om te beginnen heb je voor haken een haaknaald nodig. 
Hier boven zie je het basisprincipe: een steeltje van ongeveer de lengte van een balpen, met aan het ene uiteinde een haak. 
De Haak:
Meestal is de haak zo gemaakt, dat het dikke gedeelte van de haak netjes in lijn ligt met de omtrek van het steeltje. Bij andere modellen is de haak een beetje dikker dan de steel. Het nut daarvan komt later nog wel eens. Ik heb zelf mijn hele leven met een modelletje als dat op de foto gewerkt en daar nog geen nadelen van ondervonden.
De Maat:
Evenals bij breinaalden bepaalt de dikte van de naald de grootte van de steken. Maten van 2 tm 10 mm zijn gangbaar, maar dikker of dunner bestaat ook. Voor het ophalen van ladders in nylons werden vroeger naalden van 1 mm of nog dunner gebruikt. Een haaknaald van 1 mm heb ik ook gebruikt voor het kralenbreiwerk dat ik hier onder andere heb beschreven. 
De Steel:
Op de bovenstaande foto zie je een steel als een bezemsteel. In veel gevallen is er nog een voorziening voor het vasthouden aangebracht in de vorm van een iets platter gedeelte halverwege de steel. Dat is een prettige plek om je duim in te laten rusten. Bovendien kun je daar traditioneel ook vaak de maat van je haaknaald vinden.
Het Materiaal:
De Haaknaalden waar onze grootmoeders mee werkten waren allemaal van staal of ijzer. Maar ook op dit gebied heeft de vernieuwing toegeslagen. Tegenwoordig zijn er naalden van aluminium, kunststof, plastic, hout, bamboe en allerlei combinaties daarvan.  
Dat leidt tot een breed scala aan mogelijkheden (en dit is nog niet alles):

Nerdigurumi was zo vriendelijk om in haar weblog hier een uitgebreide uitleg over te geven.
Mijn bescheiden mening: begin gewoon lekker met de naald waar je het makkelijkst aan kunt komen, meestal zal dat een van de meest linkse exemplaren zijn. Merk je dat je problemen ervaart, of ben je bereid flink te investeren in je nieuwe verslaving, dan kun je altijd nog verder kijken. 

Voordat je aan je pannenlap kunt beginnen, heb je eerst wat basistechniek nodig. 

Hoe houd je de haaknaald vast? Je kunt in wezen kiezen uit twee mogelijkheden: 
A als een pen of            B als een mes.
Er is geen goede of foute manier, er bestaat geen haakpolitie die boetes uit komt delen. 
Zelf merk ik dat ik het afwissel: Manier A gebruik ik bij het opzetten of het haken van lossenkettingen; Manier B neemt het automatisch over zodra ik wat verder kom in het werk en er al een stuk textiel is gevormd onder mijn hand. 
Wel is het handig om je een manier van haken aan te wennen waarin je zo ergonomisch mogelijk te werk gaat, dus met zo weinig mogelijk omslachtige of extra bewegingen. Het kost even tijd maar geloof me, later heb je er veel plezier van!

Beginnen met haken: 
Allereerst maak je een schuifknoop. Dat gaat op dezelfde manier als wanneer je een breiwerk gaat opzetten. 
Leg een lus in je draad (een paar centimeter vanaf het begin), trek met je haaknaald de werkdraad (de draad die naar je bolletje loopt) er doorheen, en trek daarna aan het korte eindje om de oorspronkelijke lus strak te trekken. Je eerste steek staat nu op de haaknaald. Zorg er altijd voor dat je steek doorschuift tot op de steel zelf, en niet blijft hangen in het dunne stukje van de naald vlak achter de haak. Zo vermijd je dat je steken te strak worden om er een volgende steek in te haken!

Een lossenketting haken: 
Houd je haaknaald met je beginsteek in je rechterhand (pen of mes), en leg je werkdraad over je linker wijsvinger. Dit gaat het handigst als je met de punt van je haaknaald eigenlijk al tegen je linker wijsvinger aan ligt.


Steek nu de haaknaald langs het vel van je wijsvinger, van het kootje naar je vingertop, onder de draad door, en trek de naald weer terug zodat de werkdraad achter het haakje van je haaknaald blijft hangen. 
(op het bovenstaande plaatje moet je die vinger er dus even bij denken!!).
Zorg dat je intussen je beginsteek vasthoudt (met je linker duim en middelvinger), 
Trek de naald met de werkdraad zover door, dat de haak door de steek heen op je naald schuift; de beginsteek op je haaknaald schuift dus over je werkdraad heen van de naald af, waardoor een nieuwe steek is gevormd. Je hebt je eerste losse gehaakt!
Dit proces kun je eindeloos herhalen. Vind je je lossenketting lang genoeg, dan kun je de draad afknippen en door de laatste steek heen halen. 

Heb je behoefte aan bewegend illustratie materiaal, dan kun je ook hier kijken.

Voordat je aan je pannenlap begint, kun je eerst lekker aan de gang met deze lossenkettingen. Wanneer je er drie maakt van verschillende kleuren en dezelfde lengte kun je ze vlechten.
Afhankelijk van het materiaal en de dikte van het garen dat je kiest kun je hier heel veel creatieve toepassingen voor bedenken, van vriendschapsarmbandjes tot artistieke kettingen of een hondenriem of en springtouw of of of.... 
Zo ben ik weer terug bij het begin: een springtouw is wel echt uit de oude doos geloof ik. Maar de techniek van haken is dat beslist niet!!




Geen opmerkingen:

Een reactie posten